Reactie op de Internetconsultatie – Besluit veilige jaarwisseling (AMvB)
Onderwerp: Ontheffingen voor vuurwerk in verenigingsverband
Geachte heer/mevrouw,
Graag reageer ik als
individuele burger op de voorgestelde uitwerking van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) behorend bij de Wet veilige jaarwisseling. Ik vier de jaarwisseling sinds mijn geboorte
in kleine en besloten kring, samen met familie en vrienden. Juist deze kleinschaligheid, vrijheid en eigen verantwoordelijkheid maken de avond voor mij tot een feestelijk moment.
Het voorstel zoals nu gepubliceerd maakt een dergelijke viering echter
praktisch onmogelijk, en brengt voor mij als burger én voor verenigingen onnodige risico’s en verplichtingen met zich mee. Hieronder licht ik mijn bezwaren toe.
1. De regeling maakt een normale, kleinschalige jaarwisseling onmogelijk
Door het algehele vuurwerkverbod en de voorgestelde ontheffingsconstructie kunnen burgers niet langer zelf vuurwerk afsteken, zelfs niet in zeer beperkte en veilige kring. De enige mogelijkheid is deelname aan een officieel georganiseerde verenigingsactiviteit onder strikte voorwaarden.
Dit betekent in de praktijk dat ik als burger:
- niet meer op eigen terrein, met eigen familie, vuurwerk mag afsteken;
- afhankelijk word van een vereniging die een complexe en zware aanvraag moet indienen;
- verplicht wordt om aanwezig te zijn op een centrale locatie, wat voor mij geen feestelijke situatie oplevert maar eerder een gereguleerd evenement.
Voor mij – en veel anderen die de jaarwisseling liever thuis vieren – verandert een feestdag hiermee in een
geforceerde verplichting, die niet aansluit op de persoonlijke tradities en gewoontes.
2. De regeldruk voor verenigingen is buitensporig en tast de vrijwilligheid aan
Verenigingen worden verantwoordelijk gemaakt voor álle facetten van de organisatie:
- aanvraag van de ontheffing,
- bezit van een veiligheidsplan, situatietekening en uitgebreide documentatie,
- verzekeringen,
- toezicht, afzetting en beheer van veiligheidszones,
- begeleiding van de aanwezige mensen.
Dit gaat ver voorbij wat redelijkerwijs van vrijwilligersorganisaties verwacht kan worden. Het risico is groot dat veel verenigingen dit niet aankunnen of simpelweg niet willen.
Vanuit mijn ervaringen binnen een vereniging welke zich bezig houdt met het organiseren van allerlei dorpsactiviteiten, weet ik dat de kosten van organisatie en inhuur gigantisch kunnen oplopen. Het is voor een kleine buurtvereniging simpelweg niet mogelijk om deze kosten te dragen, tenzij men uitdrukkelijk het eigen spaargeld gaat inzetten.
Daarmee blijft er voor burgers feitelijk
geen werkbare optie over om alsnog op legale wijze vuurwerk af te steken.
3. Geen toegangscontrole betekent geen controle op publiek – met veiligheidsrisico’s tot gevolg
Het voorstel verplicht verenigingen niet tot toegangspoortjes of toegangscontrole. Hierdoor is vooraf niet te bepalen:
- hoeveel mensen er komen,
- wie er komen,
- of bezoekers onder invloed zijn,
- of bezoekers de huisregels en veiligheidsinstructies naleven.
Dit brengt substantiële risico’s met zich mee:
- raddraaiers of groepen onder invloed kunnen zich mengen met het bedoelde, kleine publiek;
- vrijwilligers (die geen professionele handhavers zijn) staan voor onveilige situaties;
- door grote toestroom kan de vereniging de veiligheid niet langer garanderen;
- de bestuurlijke verantwoordelijkheid ligt formeel bij de vereniging, wat onredelijk en potentieel gevaarlijk is.
Het voorstel presenteert deze verenigingsactiviteiten als veilig, maar creëert door de open toegankelijkheid juist
nieuwe en ernstige veiligheidsrisico’s.
4. Onveiligheid voor vrijwilligers en gewenst publiek
Vrijwillige bestuursleden of leden die de ontbranding begeleiden, vormen geen getrainde beveiligingsorganisatie. Toch moeten zij:
- toezicht houden op een open publiek,
- optreden bij overtredingen,
- inschatten of de situatie nog veilig is,
- zelf in de gevarenzone aanwezig zijn.
Zij worden daarmee in een rol geduwd met hoge verantwoordelijkheid, grote risico’s en beperkte middelen.
Ik vind het buitengewoon zorgelijk dat dit voorstel de
veiligheid van vrijwilligers en bezoekers onvoldoende borgt, terwijl dat juist de kern van de Wet veilige jaarwisseling zou moeten zijn.
5. Burgemeesters krijgen verregaand discretionair bevoegd gezag – risico op willekeur
De AMvB geeft burgemeesters grote vrijheid om te bepalen of zij wel of geen ontheffingen verlenen. In theorie is deze ruimte begrijpelijk, maar in de praktijk betekent dit:
- De uitkomst hangt sterk af van de persoonlijke opvattingen van de burgemeester over vuurwerk.
- Een burgemeester die geen voorstander is van vuurwerk, kan eenvoudig besluiten helemaal geen ontheffingen te verlenen, zelfs als een vereniging voldoet aan alle voorwaarden.
- Burgers en verenigingen zijn daarmee overgeleverd aan lokale politieke voorkeuren, niet aan objectieve criteria.
Dit creëert rechtsongelijkheid tussen gemeenten en
willekeur bij de toegang tot een wettelijke uitzondering, wat onwenselijk is in een land dat rechtsgelijkheid nastreeft.
6. Het doel van de wet – veiligheid – wordt niet bereikt, en mogelijk zelfs ondermijnd
Door de combinatie van:
- grote toestroom van publiek zonder controle,
- beperkte beheersing door vrijwilligers,
- concentratie van vuurwerk op één locatie per ontheffing,
- beperkte dienstverlening van verenigingen die de verantwoordelijkheid niet kunnen dragen,
kan het voorstel leiden tot
meer risico’s in plaats van minder.
Ook neemt het risico toe op ongeorganiseerde of illegale vuurwerkactiviteiten elders, wanneer mensen afhaken vanwege de complexe of onveilige officiële activiteiten.
7. Het risico op groei van illegaliteit en schimmige handel neemt sterk toe
Tot slot wil ik mijn grote zorg uitspreken dat het voorgestelde stelsel burgers juist de
illegaliteit in duwt, in plaats van hen op veilige wijze begeleid vuurwerk te laten afsteken. De wens om – in beperkte en persoonlijke kring – zelfstandig vuurwerk af te steken, zal namelijk niet verdwijnen door dit verbod. De ervaringen tijdens de coronajaren, waarin een tijdelijk totaalverbod op zowel verkoop als afsteek gold, laten juist zien dat mensen alsnog massaal vuurwerk afstaken. De maatregel leidde niet tot minder vuurwerkgebruik, maar verplaatste het naar ongecontroleerde en gevaarlijkere vormen.
Daar komt bij dat de verkoop van consumentenvuurwerk op
Europees niveau gewoon beschikbaar blijft. Burgers die geen mogelijkheid meer hebben om in Nederland legaal vuurwerk te kopen, zullen logischerwijs sneller hun toevlucht zoeken tot het buitenland. We hebben dit al gezien bij andere verboden, zoals het verbod op de verkoop van sigaretten in supermarkten, waarvan een deel van het effect is dat burgers massaal in het buitenland inkopen doen. Het is realistisch om te verwachten dat hetzelfde gebeurt bij vuurwerk.
Dit heeft meerdere nadelige gevolgen:
- Er is geen zicht meer op welk vuurwerk Nederland binnenkomt.
- Vuurwerk wordt in auto’s en kofferbakken over de grens vervoerd, zonder enige veiligheidsborging.
- Vuurwerk wordt langer en op onveilige locaties opgeslagen (“op zoldertjes”), wat het brand- en ontploffingsrisico vergroot.
- Handhaving wordt moeilijker, omdat opsporing van privaat in huis opgeslagen vuurwerk nauwelijks uitvoerbaar is.
Daarnaast zal een verbod op legaal consumentenvuurwerk binnenlands juist
een gat in de markt creëren voor een illegale parallelhandel. De georganiseerde criminaliteit zal inspelen op de grote en voortdurende vraag van gewone burgers die in kleine kring willen afsteken, maar daar geen legale mogelijkheid voor krijgen. De ervaring leert dat schaarste en strenge regelgeving een katalysator zijn voor zwarte markten. Door de vraag niet weg te nemen maar de legale route volledig te blokkeren, wordt een perverse prikkel gecreëerd waarbij malafide vuurwerkhandel floreert.
Het uiteindelijke effect van deze maatregel kan daardoor precies het tegenovergestelde zijn van wat beoogd wordt:
minder veiligheid, meer illegaal vuurwerk, grotere opslagrisico’s, meer oncontroleerbare situaties en een versterking van criminele netwerken. In mijn ogen moet de wetgever dergelijke onbedoelde neveneffecten zeer serieus nemen voordat dit voorstel in de huidige vorm wordt doorgezet.
Conclusie
De voorgestelde AMvB, in het bijzonder de regeling omtrent het afsteken van vuurwerk in verenigingsverband, biedt in de huidige
vorm geen realistische, veilige of werkbare oplossing voor burgers, verenigingen of gemeenten. Voor mij als burger – die al jarenlang de jaarwisseling in kleine, besloten en veilige kring met familie en vrienden viert – betekent dit voorstel dat ik
mijn vrijheid om mijn feestdag naar eigen traditie en binnen de grenzen van de wet te vieren,
volledig kwijtraak.
Door de zware regeldruk, de verplichting om aan een centraal evenement deel te nemen, het ontbreken van controle over publiek, de veiligheidsrisico’s voor vrijwilligers, en de grote discretionaire ruimte van burgemeesters, wordt
de jaarwisseling niet veiliger, maar
juist ingewikkelder, onvoorspelbaarder en in sommige situaties zelfs
gevaarlijker.
Daarnaast ben ik diep bezorgd dat deze maatregel burgers juist de illegaliteit in duwt, zoals we hebben gezien tijdens de coronajaren. De vraag naar vuurwerk blijft bestaan en zal zich verplaatsen naar het buitenland of naar schimmige binnenlandse handel. Dit leidt tot minder toezicht, meer illegale opslag, grotere risico’s en het versterken van criminele netwerken.
In een
democratische rechtsstaat hebben burgers
het recht op proportionele wetgeving en op
het behouden van persoonlijke vrijheden, tenzij er zwaarwegende redenen zijn deze in te perken. In dit voorstel is de balans zoek: een grote groep goedwillende burgers wordt geconfronteerd met een vrijwel totaalverbod, met beperkte en onwerkbare alternatieven die bovendien nieuwe veiligheidsproblemen creëren.
Daarmee dreigt een traditie die voor velen vreugde en verbinding brengt, te worden vervangen door een gestuurde en bureaucratische verplichting zonder draagvlak.
Ik verzoek u daarom dringend om dit voorstel in de huidige vorm te heroverwegen en op zoek te gaan naar een oplossing die zowel veiligheid als burgerlijke vrijheid respecteert, en die niet leidt tot de ongewenste neveneffecten die ik hierboven heb beschreven.
Ik vertrouw erop dat mijn opmerkingen worden meegenomen in de verdere besluitvorming en ben bereid om – indien gewenst – nadere toelichting te geven of deel te nemen aan consultatiesessies.