Europa nu Pyrotechnische artikelen
Initieel standpunt Nederlandse regering
Primair belang voor Nederland is om een hoog veiligheidsniveau voor vuurwerk te waarborgen. Nederland kent momenteel zo'n hoog veiligheidsniveau op grond van nationaal beleid en wetgeving. De inzet is gericht op verbreding daarvan naar het EU-niveau tegen redelijke kosten. Een knelpunt daarvoor in het huidige voorstel van de Richtlijn is het ontbreken van concrete grenzen tussen de verschillende categorieën vuurwerk. De Commissie zal op dit punt de Richtlijn moeten aanvullen. Een tweede knelpunt zijn de hoge kosten die het Commissievoorstel met zich brengen voor het bedrijfsleven en de consument.
Een ander Nederlandse belang is handhaving (onder meer ter bestrijding van gevaarlijk illegaal vuurwerk). De richtlijn biedt in de huidige opzet weinig mogelijkheden om gezamenlijke handhaving effectief aan te pakken en de handel in illegaal vuurwerk effectief te bestrijden. Samengevat: Nederland onderschrijft de hoofddoellingen van deze richtlijn, maar acht een aantal fundamentele wijzigingen nodig.
De belangrijkste punten voor de onderhandelingen zijn:
1.
Er moet een betere concretisering van de indeling van vuurwerk in categorieën in de Richtlijn (of de bijlage) worden opgenomen. Het is nu niet duidelijk waar de grens ligt tussen categorie 1, 2 en 3. Weliswaar is in bijlage I aangegeven dat dit kan geschieden aan de hand van lading, veiligheidsafstand, geluidsniveau of iets anders, maar de grenzen tussen de categorieën zijn niet aangegeven. Dit is zeer nadelig voor de uitvoerbaarheid van de Richtlijn.
2. In het verlengde van punt 1 zal aan de Commissie in overweging worden gegeven om de categorie-aanduiding geheel anders te laten zijn om verwarring met de aanduidingen in de bestaande internationale transportclassificatie te voorkomen.
3. Aan de richtlijn moet een bepaling worden toegevoegd die zekerstelt dat vuurwerk van categorie 4 absoluut niet in handen mag komen van andere personen dan die met specialistische kennis. De gevaarszetting van dit vuurwerk is dermate groot dat het gebruik door ieder ander dan een deskundige tot grote gevaren voor de veiligheid en de openbare orde kan leiden.
4.
In de richtlijn moet een bepaling worden opgenomen die regelt dat zeer gevaarlijk vuurwerk, dat naar aard en samenstelling niet bedoeld of geschikt is voor vermakelijkheid en gebruikt kan worden voor het toebrengen van schade en letsel, per definitie worden verboden. De verwachting is namelijk dat het filter van CE-keur en fundamentele veiligheidsvoorschriften onvoldoende zal blijken te zijn om de hoofddoelstellingen van de richtlijn te bereiken.
5. Er is behoefte aan onderzoek naar de behoefte aan strafbaarstelling van bepaalde onderdelen. Ook is er behoefte aan voorzieningen voor wederzijdse samenwerking en bijstand, incl. informatie-uitwisseling, in het kader van bestuursrechtelijke handhaving.
6. De in de richtlijn voorgeschreven CE-keur is correct in het licht van de Nieuwe Aanpak richtlijnen.
Voor Nederland brengt deze aanpak echter grote kosten met zich mee. Daarom wordt aan de Commissie nadrukkelijk gevraagd om met een alternatief te komen voor de CE-keur dat minder kosten en administratieve lasten met zich mee brengt.
7. Nederland is van mening dat, als de CE-keur toch voorgeschreven blijft in deze richtlijn, de toepassing van de module A (eigenverklaring producent) moet worden toegestaan voor het (ongevaarlijke) vuurwerk uit de categorie 1 van artikel 3. Ook is Nederland dan van mening dat er behoefte aan onderzoek naar de wenselijkheid van een systeem van typekeuring, waarvan CE-keur onderdeel is.
8. Ten aanzien van de verplichting uit de richtlijn om aan te geven hoe de lidstaten de machtiging en identificatie van personen met specialistische kennis hebben geregeld, zal Nederland om redenen van subsidiariteit er voor waken dat de Commissie niet er toe overgaat om nadere eisen te stellen aan de deskundigheid van personen met specialistische kennis rond professioneel vuurwerk.
9. Ten aanzien van de wensen van Nederland om tot een betere richtlijn te komen, bestaat op onderdelen de indruk dat de grondslag van de richtlijn (artikel 95) onvoldoende rechtsgrond zou kunnen bieden. Dit zal bij de voorbereiding van de onderhandelingen onderzocht worden. Mocht dit gevoel gerechtvaardigd blijken, dan zal Nederland ervoor pleiten dat ook een ander artikel van het Verdrag (artikel 175) aan de rechtsgrond van deze richtlijn wordt toegevoegd.
Tot slot geldt als algemene notie dat bij de onderhandelingen over de door Nederland voorgestane wijzigingen gelet moet worden op het voorkomen van mogelijke nieuwe handelsbelemmeringen voor landen buiten Europa (WTO).
Meer informatie over dit interressante onderwerp:
http://www.europa-nu.nl/9353000/1/j9vvh6nf08temv0/vh9o3yt6idxo